Twitter Facebook Linkedin
2 november 2021  -  MEDIA

Zeugen verzetten het gros van het werk

Hoge toomgewichten met kloppende voerstrategie zeugen en bijvoerstrategie biggen

Het doel van vermeerderaars is om bij elke zeug een grote toom uniforme biggen te spenen die samen in totaal meer dan 100 kilo wegen. Biggen die bovenal goed voorbereid zijn op het opnemen van voer en probleemloos opstarten in de opfokafdeling. Dat klaarspelen vraagt een samenspel van factoren.

Duidelijk is dat de zeug het gros van het werk verzet. Ze dient voldoende functionele spenen te hebben en goed in conditie in de kraamstal te komen. Om fit te beginnen aan het vlot werpen van een toom vitale biggen met een voldoende hoog geboortegewicht. Daarna moet ze voldoende biest van hoge kwaliteit produceren en dat in enkele dagen uit zien te bouwen naar een zo hoog mogelijke melkproductie.
Dat een kraamzeug daarbij in een negatieve energiebalans terechtkomt en inteert op haar gewicht, is normaal. De kunst is om dat conditieverlies zo veel mogelijk te beperken door zeugen zo goed mogelijk op de behoefte te voeren. Welke en hoeveel nutriënten zeugen met Deense genetica of die van Topigs Norsvin nodig hebben, is steeds nauwkeuriger te bepalen. Fransen Gerrits doet dat aan de hand van een groeiende datastroom in haar zeugeninformatiemodel. De kunst is om de voeropname zo optimaal mogelijk aan te laten sluiten op de nutriëntenbehoefte van de zeug in de verschillende productiefasen en worpnummers. Dat is maatwerk per bedrijf. De voertechnieken verschillen evenals het aantal keren dat geschakeld kan worden tussen opeenvolgende voeders.
De trend is dat vermeerderaars steeds meer voersoorten verstrekken. Ze merken dat daardoor voordelen behaald worden in de verschillende productiestadia. Dat komt tot uiting in de kraam- en inseminatiestal.
Een opmerkelijke opmars in de praktijk maakt het wegen van dieren. Het gewicht bepalen van zeugen bij het in de kraamstal zetten en bij spenen vergroot het inzicht. Is de voeropnamecapaciteit in de kraamstal voldoende of moeten herstelvoeders ingezet worden om zeugen sneller in de gewenste conditie te krijgen. Naast het zeugenvoerstuk is de bijvoerstrategie van de biggen in de kraamstal doorslaggevend voor het succes van het speenproces. Biggen moeten voor spenen getraind zijn om verschillende voeders op te nemen.

Michiel van Schaijk

Zeugenspecialist

Fransen Gerrits

Voeren op maat is de trend. Door te meten, wegen en bij te sturen neemt het toomgewicht op zeugenbedrijven toe.

‘Ik loop al heel wat jaren rond in de varkenshouderij en zie het op maat voeren van zeugen zich steeds verder ontwikkelen. De trend specifieke voersoorten in te zetten in verschillende fases is onmiskenbaar. Zeugenhouders houden bij nieuwbouw of renovatie rekening met het op de behoefte kunnen voeren van hun dieren. Met voerstations, computergestuurde droogvoerinstallatie of een dubbele leiding op het droogvoercircuit kunnen ze daarop inspelen. ‘De helft van de vermeerderaars weegt jonge zeugen twee keer per cyclus. Als je nu twee fasen in de dracht, een prelacto en lactovoer in de kraamstal en een herstelvoer begin dracht verstrekt, behoor je tot de kopgroep in de praktijk. Maar het kan specifieker door bijvoorbeeld groeiende zeugen, dieren tot en met de derde worp, apart te voeren. Al deze veranderingen, weten wat je doet en bij blijven sturen op details, helpen bij het verhogen van de toomgewichten bij spenen.’

Ashley Sijmonsbergen

Productmanager jongdiervoeding

Denkavit

Biggen die in de kraamstal een prestarter krijgen, zijn op het moment van spenen gemiddeld 400 gram zwaarder.

‘Doel is de opname van vast voer voor spenen zo hoog mogelijk te krijgen. Wanneer wordt bijgevoerd in de kraamstal blijkt de eiwitvertering en -benutting bij gespeende biggen een stuk beter te zijn en starten ze soepel op. Dat bewijzen voerproeven met TN70 x Tempo-biggen op ons onderzoekscentrum Pig Farm. Daarnaast neemt het toomgewicht bij spenen toe. Begin daarom met het verstrekken van kleine porties prestarter op dag 5. Vaak vers voer geven is niet alleen aantrekkelijk voor de biggen, ook krijg je als zeugenhouder beter zicht op de opname. De prestarter doorvoeren tot minimaal vijf dagen na spenen levert de minste darmstress op en houdt de voeropname op peil. In de praktijk wordt een prestarter ook weleens met het speenvoer gemengd in de eerste dagen na spenen om kosten te besparen en een soepele overgang te creëren. Een alternatief is het geven van een transitievoer waarvan de grondstofsamenstelling aansluit bij de prestarter.’

Jan van Haperen

Hoofd Nutritie

Fransen Gerrits

De kennis over zeugen op maat voeren groeit. De theorie klopt en laten we stapje voor stapje op het erf landen.

‘Van elke productiefase in het leven van zeugen kennen we de nutriëntenbehoefte. Onderzoek wijst uit dat zeugen in de laatste vier weken van de dracht behoefte hebben aan voer met een hogere verhouding tussen darmverteerbare lysine en EW. Ook zeugen die nog in de groei zitten, hebben behoefte aan hogere gehalten aan essentiële aminozuren in hun voer. Daarom is een tweefasendrachtvoer voor zeugen ontwikkeld. ‘Maar we doen ook proeven om met een toevoegmiddel nog dichter op de behoefte van drachtige zeugen te komen. Op 10 procent meer toomgewicht en vitalere biggen bij werpen kun je investeren. In kraamstal zorgt een prelactovoer voor fitte zeugen en extra vitaliteit van biggen. Na enkele dagen overschakelen op lactovoer en de voeropname geleidelijk opvoeren tot tegen maximale opnamecapaciteit. Dat geeft hoge toomgewichten bij spenen en zorgt ervoor dat zeugen niet meer dan 45 kilo gewicht verliezen.’

Bron: Vakblad Varkens | oktober 2021
Tekst: Jos Thelosen