Twitter Facebook Linkedin
30 november 2022  -  Media

Grote opnameverschillen tussen en binnen bedrijven

Sam-Bonne ter Beek brengt voeropname biggen in week na spenen in beeld bij elf bedrijven

Twintig weken van haar HAS-studie investeerde Sam-Bonne ter Beek in praktijkonderzoek. Bij elf zeugenbedrijven legde ze zeven dagen op rij de voeropname van pas gespeende biggen secuur vast. ‘Inzicht krijgen in wat biggen werkelijk vreten in de eerste week na spenen is nuttig. De verschillen tussen en binnen de bedrijven zijn enorm.'

Alle zeugenhouders hebben een indruk over de voeropname van hun biggen in de eerste zeven dagen na spenen. Toch ontbreekt het vaak aan concrete opnamecijfers en weten ze niet hoe ze presteren ten opzichte van andere zeugenbedrijven. Om hier meer inzicht in te krijgen, zette diervoederproducent Fransen Gerrits begin 2022 een stageopdracht uit bij HAS green academy in Den Bosch.

‘Het doen van onderzoek bij verschillende zeugenbedrijven in de praktijk wekte direct mijn interesse’, zegt Sam-Bonne ter Beek, derdejaars HAS-student Toegepaste Biologie in bijzijn van haar stagebegeleider bij Fransen Gerrits, Sanne Hermans.

Bij elf zeugenbedrijven ging Ter Beek zeven opeenvolgende dagen aan de slag om de voeropname bij biggen na spenen vast te stellen. Ze volgde de standaard voerstrategie van het bedrijf en scoorde elke dag de mestconsistentie per hok: 1. vaste, 2. pasteuze en 3. dunne mest. Een datalogger registreerde automatisch de temperaturen, de relatieve luchtvochtigheid en het CO2-gehalte in de opfokafdeling gedurende de week na spenen. Ook werden zaken vastgelegd zoals genetica, speenleeftijd en voerstrategie.

Opvallende zaken in de praktijk

Wat de HAS-stagiair is opgevallen, is de grote diversiteit. ‘De inrichting van opfokafdelingen loopt flink uiteen, net als de voerstrategie na spenen. Zo komt het verstrekken van voer in korrelvorm het meest voor, maar zijn er ook bedrijven waar kruimel of meel wordt ingezet. Die verschillen zie je terug in de voeropname’, zegt ze. ‘Er zijn bedrijven waar de opname meer geleidelijk moet verlopen in verband met de gevoeligheid van de biggendarmen’, licht Hermans toe. ‘Meel geeft een gemiddeld lagere en een meer over de dag gespreide voeropname. Hierdoor zijn de darmgezondheid en de mestconsistentie beter.’

DE INRICHTING VAN OPFOKAFDELINGEN LOOPT NET ALS DE VOERSTRATEGIE NA SPENEN FLINK UITEEN

De gemiddelde voeropname van de elf bedrijven kwam volgens de metingen van Ter Beek uit op bijna 1.200 gram per big in de eerste week na spenen. ‘De spreiding tussen de zeugenbedrijven is enorm: een voeropname van iets boven de 1.600 gram per big in de eerste week na spenen tot slechts 700 gram opgenomen voer per big per week’, zegt ze. ‘De ene zeugenhouder werd bevestigd in de goede voeropname na spenen, terwijl de andere werd getriggerd om te zoeken naar praktische verbeteringen.’ Ook binnen de bedrijven zelf is de spreiding in de voeropname volgens de HAS-stagiair aanzienlijk. ‘In de hokken met de categorie lichte dieren neemt een gespeende big gemiddeld 250 gram minder voer per week op dan een big in de hokken met zwaar gespeende biggen.’

Het effect van verschillende speenleeftijden op de voeropname is ook zichtbaar. ‘Biggen die op vijf weken leeftijd worden gespeend, hebben een significant hogere voeropname in de eerste week na spenen dan op vier weken gespeende biggen’, zegt Ter Beek. ‘Biggen die jonger worden gespeend dan op vier weken leeftijd en een hoog speengewicht hebben, vreten in de eerste week na spenen vergelijkbare hoeveelheden dan de iets ouder gespeende dieren.’ De relatie tussen mestscore en voeropname is minder onderscheidend dan verwacht. ‘De eerste twee dagen na spenen verandert de score amper. Daarna zie je in meer hokken pasteuze en dunne mest en lopen scores tussen bedrijven uiteen’, stelt de HAS-stagiair. ‘De biggen op de bedrijven met een gemiddelde mestscore van iets boven de één eten ongeveer 150 gram meer in de eerste week na spenen dan die op de bedrijven met een gemiddelde score van iets onder de drie. Maar een harde conclusie is er niet uit te trekken, omdat ook hier de spreiding groot is.’

Vlak na spenen rasverschil

Ter Beek analyseerde ook het verschil in genetica en de voeropname. Zo bleken de biggen van eindberen met Duroc-genetica de eerste dagen na spenen gemiddeld het meeste voer op te nemen. Op de speendag eet een Durocbig gemiddeld 150 gram, terwijl andere genetica rond de 100 gram per dag zit. ‘Na dag drie nivelleerden de rasverschillen en werd hetzelfde opnameniveau per dag gemeten’, stelt de HAS-stagiair. ‘Ook verbaast het me hoe verschillend varkenshouders de voeropname na spenen stimuleren. Round feeders worden overal op verschillende manieren gebruikt, met vast voer, papjes of drinkwater’, zegt Ter Beek. Analyse van de data van het stalklimaat en het gehanteerde lichtregime leverde geen grote verschillen op. Wel ziet de HAS-stagiair een tendens naar een hogere voeropname als meerdere dagen achtereen de verlichting in de opfokafdeling continu blijft branden. ‘Het helpt biggen om te wennen aan hun nieuwe omgeving en hun voer- en drinksysteem.’

Bron: Varkens.nl